inhoud Geneagram Alexander EijgenraamJohannes Alexander Eijgenraam (geb. 17-3-1863)

Johannes Alexander Eijgenraam 17-3-1863Foto:
Johannes Alexander Eijgenraam.


Dit is zijn levensverhaal, door hem zelf geschreven.

Mijn loopbaan,
Aan den rand van het Westland werd ik geboren (17-3-1863) nog net onder de jurisdictie van degemeente Delft en dus ingeschreven in de geboorteregisters van de oude Prinsenstad, waar ik als kind kerkte en schoolging, waar ik de Dinsdagsche boter-, de Donderdagsche vee- en de Zaterdagsche kaasmarkten bezocht., waar ik begrafenissen van onze Oranjevorsten en vorstinnen bijwoonde, maar ook deelnam aan de schitterende volksfeesten, als de Brielfeesten van 1872 en de het zilver jubileum van Koning (?) III op 12 Mei 1874; als tuinderszoon deelnam aan de warmoezerij en in de zomervacanties de nachtelijke vaart mocht mee maken naar Rotterdam, om daar kennis te maken met groenteventers uit de Zandstraat en de Schiedamsche dijk -Joden en Jodinnen van 't echte ras! -in de wintervacanties vaak gelogeerd bij familie te Vlaardingen, waar ik kennis opdeed van heel wat bijgeloof en spokenverhalen, maar ook van veel loggers en schoeners en al wat met de haringvisscherij in verband staat -dicht genoeg bij Den Haag en Scheveningen (toen nog een halfuur uit elkaar liggend) om de Residentie-wonderen van nabij gade te slaan, maar ook in de Scheveningsche duinen te buitelen van de kinderlijke strand geneugten te genieten, tot het rijden op de even taaie als magere strandezels toe.

Als ik daar nu bijvoeg, dat ik als kind de mobilisatie van 1870 heb beleefd, pluksel maakte voor het Roode Kruis, mijn oudste broer zag heengaan om de kust van Noord Holland te helpen verdedigen tegen een gevreesden landing van Fransche troepen; dat ik de op dien Fransch--Duitsche oorlog volgende pokkenepidemie aan den lijve heb meegemaakt (waaraan ik mijn echte pokkenbriefje te danken heb) maar ook de snelle en geweldige opkomst van Duitschland na die oorlog (...) heb meegevoeld, dat het Westland geen groenten genoeg kon aanbrengen om het Rijn- en Ruhrgebied te verzadigen en de tuinderij, die in de dagen van mijn vader en grootvader een bescheiden stuk brood opleverde, nu een (geldwinning?) werd; dan heb ik U daarmee een klein kijkje gegeven in het maatschappelijk milieu waarin mijn eerste jeugdopvoeding plaats had.
-Doch dat zijn nog slechts omstandigheden van plaats en tijd, de uitwendige factoren die -onder Gods bestel -ook op mijn vorming invloed hadden; van meer belang echter zijn de geestelijke factoren, die op mijn vorming inwerkten.

dr. H.F. KohlbrüggeDan begin ik met de vermelding dat ik gedoopt ben in de Waalsche Kerk te Delft door dr. H.F. Kohlbrügge (foto links) pred. bij de Nieuw.Ref. Gemeinde van Elberfeld (verleden zomer heb ik nog in de doopregisters te Elberfeld mijn naam gevonden!). Dat feit wijst U op het Godsdienstig milieu waarin ik het voorrecht had te zijn opgevoed: Kohlbruggiaan te zijn, betekende in die dagen: geen vrede te hebben met de leervrijheid in de NH.kerk, maar ook geen vrede te hebb,en met de al te duur betaalde kerkvrijheid van de Chr. Afgescheiden Geref. Gemeente. Doch, hoewel kerkelijk niet met haar verenigd, zond mijn vader zijn kinderen naar de school der Chr.Ger. Gemeente op de N.Langendijk, waar zij in meester Smink een voortreffelijk school leidsman vonden. Na vaders dood, in '68, trad moeder met ons uit den Kohlbruggsche kring en ging over tot de Chr.Geref. Gemeente en zo kreeg ik in ds. L. v.d. Valk, de wonderbegaafde prediker, een Catecheet, die mijn jeugd leidde, een man in wiens open gelaat ik als kind den hemel meende te zien mee spiegelen; van wiens preken ik nu nog heel wat zou kunnen weergeven.
Later, als jong onderwijzer aan den Klokkenberg, heb ik mij voorbereid -zonder leiding voor het doen van openbare belijdenis en heb ik op zijn studeerkamer -onder getuige van een ouderling- mijn kerkelijke examen afgelegd en mocht ik op Goede Vrijdag met een groep meisjes in de kerk openbare belijdenis afleggen, waarbij de singuliere prediker tot tekst koos de woorden uit Johannes Evangelie: En bij het kruis stonden de vrouwen en de discipel die Jezus liefhad ...

Dan -ik heb U met dat al nog niet verteld, hoe ik tot het schoolmeesterschap gekomen ben.- Dat ging zoo. Mijn oudste broer, die met geweldige voortvarendheid het tuindersbedrijf leidde, betrok mij en mijn twee jaar oudere broer reeds in onze schooljaren in het tuinwerk. Daarin had hij van mijn kant weinig meewerking: niet dat ik het mij opgedragen werk niet of verkeerd uitvoerde: ik heb gewied en geschoffeld, boonen gerankt en boonen geplukt, lucht gezet in de komkommerrijen en ze op z'n tijd gedekt met rietmatten, -kortom al de Tuindersgereedschappen heb ik gehanteerd en -bij mijn weten geen standje opgeloopen wegen luiheid of opstandigheid.- Toch had de tuin mijn hart niet. Moeder wist dat wel. En van haar mocht ik met mijn negende jaar de avondlessen bijwonen in een speciaal Fransche school, en op mijn elfde naar de (?)-avond school, waar ik mijn eerste oefeningen in het hand- en rechtlijnig tekenen kreeg. Toch zou dat alles mij niet vrijgemaakt hebben van de tuinderij en m'n broer vlaste reeds dat ik 't volgend jaar Paaschen, als ik 12 jaar zou zijn, voor goed van school zou komen. -Nee, d'r moest wat extra's gebeuren. En dat kwam op den 26 ste Nov. 1874. Al vroeger had ik een gevoelig lesje gehad voor Buitenwatersloot, Delfthet ongevraagd meerijden achter op de veeren van een boerententwagentje. Dat was ook zoo verleidelijk: Donderdags om 12 uur, als de school uitging en tegelijk de Westlandsche boeren van de markt naar huis keerden, dan kon je zo fijn meerijden, de halve stad door en de Buitenwatersloot (foto links) af- tot op zekere donderdag -'t was op de Binnenwatersloot, vlak vóór een banketzaak- dat mee-rijden een boer verveelde: hij sloeg fel met de zweep achteruit en striemde me juist in de ogen, zóó raak dat het bloed er uit sprong en ik drie dagen blind bleef.- Maar de banketbakker had me opgenomen en in zijn winkel binnengebracht en geducht gescholden op den boer. Of dat nu mijn geweten in slaap had gesust weet ik niet, maar wèl weet ik, dat de les niet geholpen had.

Op de bewuste 26 ste Nov. gebeurde er iets ergers. Met twee schoolmakkers sprongen we achter op een hoogen moelnaarswagen, elkaar daarbij een zetje gevende. De kameraad die mij dat zetje gaf, deed het zóó doeltreffend dat mijn rechterbeen tusschen de spaaken van het linker achterwiel verzeilde en mee draaide tot het dijbeen tuschen spaak en as brak.
En had niet de molenknecht op dat zelfde oogenblik zijn voertuig tot stilstand gebracht, ja dan zou ik hier niet vóór U staan! Een graan- en kaashandelaar, voor wiens huis het gebeurde, zag en hoorde het geval van af zijn schuit in de gracht en riep onmiddelijk met luide stem: halt! Hij deed dat blijkbaar zo energiek, dat de wagenbestuurde het paard met een ruk inhield, de wielen een halve slag achteruit draaiend en mijn been vrijkwam. En wat daarmee ook vrijkwam? Mijn weg tot het onderwijzersschap. Daar lag ik. Mijn geweten deed mij uitbreken in de jamerklacht, O! Wat zal mijn moeder daarvan zeggen! Ik werd bij de koren- en kaaskooper ingedragen: de poging om me op een stoel te zetten moest natuurlijk falen en languit op de grond wachtte ik de komst van de ijlings ontboden chirurg en -van moeder af. -Vier en dertig dagen later werd ik per brancard uit het stedelijk gasthuis naar huis teruggedragen, het been in gips en -een paar centimeters korter dan het linkerbeen! Dat feit besliste over m'n levensloop! Wat kan men in de tuinderij met een hinkepoot beginnen? Mijn broer liet me los en mijn moeder kreeg weer de volle beschikking over haar ondeugende jongen!

Meester Smink kwam naar me zien en nam mij als zijn toekomstige kweekeling -van- bijstand aan. Na de Paaschvacantie stapte ik op een stok leunend de school weer binnen, die ik 4 maanden vroeger als dartele schooljongen was uitgestormd … Weldra stond ik vóór een klas van 28 a 50 leerlingen, 12 heele jaren oud!
Dat eerste schoolmeesteren scheen me niet slecht af te gaan: ik heb er twee jaar met plezier aan gedaan en -verdiende ƒ1. per week!
Maar -mijn opleiding, hoe werd die verzorgd? Ja, dat ging zoo ver als 't voeten had! Een ondermeester (Piet Boon) bij den bovendito in den kost, wachtte mij en mijn mede genoot Jan Ket (later als predikant in de V.S. gestorven!) 's morgens om 7 uur op -als wij hem tenminste niet verrasten, in welk geval mij de eervolle taak was opgedragen zijn gouwenaars schoon te maken en te stoppen! -en gaf ons les. Helaas, de man was zenuwpatiënt en is later te Leiderdorp naar een gesticht overgebracht. Het ging maar zóó, zóó! Doch, ook hier kwam uitkomst! De oudste zoon van mijn redder, de graanh. P.v. Woerde, werd op zijn beurt mijn redder. Hij was (...) verloofd met een nicht van me en trok zich m'n lot aan. Hij gaf me twee uren per week les en bereidde mij zoo voor voor het vergelijkens examen aan de Klokkenberg. In '77 kreeg ik daar een beurs van Chr. Nat. en zoo verhuisde ik naar Nijmegen. Daar werd de studie hoofdzaak, het praktisch werken in de klas bijzaak. -We leefden toen nog onder de Schoolwet van 1857, waarbij het zelfstandig werken van kweekelingen in de klas toegelaten was. De Klokkenberg paste dat aldus toe, dat in de laagste klas van de leerschool (in de onderbouw van het Klokkenberg complex) geen onderwijzer was, maar de oudere kweekelingen kregen die klas om beurten (drie weken achtereen) voor hun rekening; terwijl de jongere leerlingen in die klas -ook wel in de hoogere -naar rooster een of twee uur per week werkten. -Op m'n l5e jaar werd plotseling die vaste orde verbroken, althans voor één keer. De directeur, tevens hoofd van de leerschool, inspecteerde dagelijks de benedenklasjes en zag toe op het praktisch werken van zijn kweekelingen. Op een morgen bleef hij opvallend lang toezien op mijn werk met een groepje kinders (van klassikaal lees (of leer?) onderwijs was nog geen sprake!). Na de koffietafel riep hij mij bij zich en droeg me -van die middag af- de leiding van de le klas op! Dat was iets ongehoords.
De dienstdoende kweekeling werd onmiddellijk van zijn post ontheven: hij had misbruik van vertrouwen gemaakt. De baas had hem onder schooltijd gesnapt, toen hij vóór de klas zijn Fransche grammairo open vóór zich had!
Ik heb de drie weken voor hem vol moeten maken. Gedurende die weken was ik natuurlijk vrij van alle lessen. En welk gebruik maakte ik van die vrijheid? Ik moet zelf nog lachen over mijn zelfstandigheid op die leeftijd.

De Klokkenberg, het oude schoolgebouw Foto: De Klokkenberg, het oude schoolgebouw

Het Fransch en Duitsch en de Wiskunde werden destijds op de Klokkenberg uitnemend verzorgd, maar Engelsch werd niet gegeven. Dat voelde ik als een leemte. Welnu die drie vrije weken heb ik aan het Engelsch gewijd. Ik kocht voor 30 (?) cent "De vlugge Engelschman" en heb die er op mijn manier stevig (in?) gewerkt. --
In die Klokkenberger kweekelingejaren vierde het liberalisme in Den Haag hoogtij en wist Kappeijne van de Capello er zijn wet door te drijven, waarbij het zelfstandig werken van kweekelingen absoluut verboden werd. Hoewel we zijn wet die van 1878 noemen, (de aannemingsdatum was 17 Augustus en 3 Augustus was de Deputatie op het Loo geweest om het Volkspetitionnement aan de Koning te overhandigen -het staat me alles levendig voor de geest) trad die wet toch pas in 1881 in werking. Dat was het jaar van mijn onderwijzers examen. Men leefde in die jaren tussen '78 en '81, op de Klokkenberg in spanning: in Nijmegen werd een Rijkskweekschool gebouwd, kennelijk bedoeld om de Klokkenberg naar de hartader te steken.
-Er kwam meer bij: tot nu toe kon men, tegelijk met het hulponderwijzersexamen voor dezelfde prov. Commissie ook een akte voor talen of wiskunde of andere vakken behalen, wat dan als aantekening op de akte werd vermeld. En menig oudere Klokkenberger was met een twee -soms drievoudige akte teruggekomen. Dat was ook uit. Mijn speciale studies -op eigen gelegenheid -voor Duitsch, voor Wiskunde, voor Gymnastiek, voor Teekenen -het moest alles zonder direct resultaat blijven. Daar kwam bij dat de genoemde akte-examens (behalve teekenen en gymnastiek) niet konden afgelegd worden vóór het volbrengen van het examen voor hoofdonderwijzer. Die wet bracht dus een omwenteling teweeg in de studie op de Klokkenberg.
Goed. Het examen brak aan. Er waren 8 aspiranten. Hoe zou het loopen?
Den eerste dag van het eerste examen onder de nieuwe wet -22 April 1881 -stapten er twee Jannen in de trein, die toen pas kort de verbinding Nijmegen -Arnhem onderhield en -echte jongens! -overlegden wàt ze zouden telegraferen bij slagen. Mijn kameraad, Jan Bergmans, had wegens zijn roode wangen de bijnaam "Kool" en de ik was Eijg. "Zullen we telegraferen: "Eijg en ik hebben schik"! Of: Ik en Kool hebben jool? Of: Leve de Klokkenberg? -we wisten het niet. Twee dagen later seinden we: Leve het Christelijk Onderwijs! Hoe was de uitkomst? Van de 8 candidaten waren er 3 van het Chr. Onderwijs
(wij tweeën en één uit Tiel) èn: (0 Kappeijne, je wet begon al te vallen, eer ze in werking was!) Alleen deze drie slaagden!
"Heeren", zoo begon de VZ. van den E.C., "ik feliciteer jullie met je examen". Onze Tielsche collega kreeg de vermaning: U hebt de spreuk betracht: "wat gij heden kunt doen, stel dat niet uit tot morgen", want met het overschot van gisteren hebt U het tekort van vandaag nog kunnen dekken". En U, Heeren, U hebt de eer van de Klokkenberg hoog gehouden: U -zegt hij tot mij -U hebt in alles de hoogste cijfers behaald (puntenlijsten werden toen nog niet gegeven) en U, voegt hij Bergmans toe, bent maar 1/2 punt achter gebleven.
Vindt U het vreemd, dat wij aan den Directeur seinden: Leve het Chr. Onderwijs!
Nu had dit examen meteen mijn loopbaan ingeleid.
Want al weken tevoren wist ieder van ons achten, waar hij heen moest bij slagen.
Zeven hadden hun toekomst al uit de mond van den Dir. vernomen: alleen ik moest die er bij hem uit trekken. "Mhr., wat hebt U met mij voor?" -"We wouen jou maar hier houen." Geen woord meer; geen letter schrift. (21 jaar later -toen ik al hoog en breed in Ede zat -kwam de wet Kuijper en de deelgerechtigheid van de bijz. onderwijzers aan het pensioenfonds en moest ik om mijn dienstjaren in te koopen, in Nijmegen zoeken naar getuigen die mijn diensttijd aldaar konden bevestigen. Ik vond naast het Stadhuis den hr. E. Gerretsen, in de boekhandel van (?) en op het stadhuis een begaan ambtenaar v.d. Burg. stand, die zulk een verklaring graag wilden afgeven) -Dat gaat tegenwoordig wel een beetje anders!-




Historie van de school:
Mr.J.J.L. van der BrugghenDe Klokkenberg is de eerste christelijke school in ons land, die op particulier initiatief is gesticht. Mr.J.J.L. van der Brugghen (foto rechts), rechtsgeleerde en minister van justitie van 1856 tot 1858, was de oprichter van de school. Hij zag een school als instrument om kinderen op te voeden tot vrije, wilskrachtige en zelfstandig denkende en-handelende mensen. Een school voor hoofd, hart en handen. Op 6 mei werd de school geopend. De locatie waar de school begon, was "De Klokkenberg", een steegje tussen de Muchterstraat en de Vleeschhouwerstraat. Zo komt De Klokkenberg aan haar naam. In 1971 is zij verhuisd naar de Kopseweg. De school heeft zich nooit gebonden aan een bepaald kerkgenootschap.

Buitenwatersloot

Zes generaties Eijgenraam van 1795 tot 1962

De oudste broer waarover Johannes Alexander schreef, was zijn oudste broer Simon, deze had op 18 jarige leeftijd na het overlijden van zijn vader Frans Eijgenraam, de leiding van het tuinbouwbedrijf van zijn ouders op zich genomen.

Nadat Simons eerste vrouw Catharina Theodora Schaller jong overleed, hertrouwde hij op 28 december 1894 met Maria Willemina van Lee.

Maria Willemina van Lee
Maria Willemina van Lee

Voor de Burgelijke stand was zij de dochter van Johannes van Lee en Hendrika Maria van Lutterveld, maar volgens de familieoverlevering zou zij een buitenechtelijke dochter van koning Willem III zijn.

Hoe deze in contact kwam met het kleermakersgezin van Johannes van Lee is niet bekend, maar hij bezocht Delft regelmatig in zijn functie van beschermheer van de Koninklijke Academie voor de opleiding van Civiele Ingenieurs.(voorloper van de TU ).Er zouden in de familie diverse voorwerpen zijn geweest, waaronder een leunstoel, die van hem afkomstig waren. In een familiefotoalbum staan de foto,s van koningin Wilhelmina en haar halfzuster Maria Willemina naast elkaar.

koningin Wilhelmina en haar halfzuster Maria Willemina
Dochter van koning Willem III, die sinds 1851 is gescheiden’van koningin Sophie, van tafel en bed.
Moeder: Hendrika van Lutterveld, geb Buur..... 20-03-1.... overleden 13-11-1888

Woning aan de Buitenwatersloot 186

Woning aan de Buitenwatersloot 186

Rond 1900 betrok het gezin de woning Buitenwatersloot 186, Simon had eerder gewoond op nr 88, 90, en bij zijn huwelijk op 92, de eerste steen werd gelegd door de zonen Johannes en Simon jr , (beiden zijn later geemigreerd, naar resp Zuid Afrika en Australie)

Brief van Francien Eijgenraam

In 1916 werd het huis verkocht en ging het gezin wonen aan de Willem de Zwijgerlaan 118, te Den Haag, waar Simon in 1921, en Maria Willemina in 1924 overleed.

Genealogieformulier

De warmoeziersfamilie Eijgenraam woonde en werkte zes generaties lang aan de Buitenwatersloot, de grootouders van Frans Eijgenraam, Alexander Eijgenraam (geb 1763) en zijn echtgenote Margaretha Valkenburg vestigden zich rond 1794 aan de 1e Buitenwatersloot: F 26. Waarschijnlijk alle in 1946 in Delft en omgeving wonende Eijgenramen stammen van hen af.

Alexander Eijgenraam kocht op 13 oktober 1828 warmoesland op het adres:
Buitenwatersloot wijk 7 nr 305 noordzijde.
Delft- Vrijenban
Belending: Abraham Eijgenraam

Hun zoon Abram Eijgenraam (geb 1798) en zijn vrouw Maartje Makkus zijn de ouders van eerdergenoemde Frans en zijn tweelingbroer Johannes (geb 1825), Abram (geb 1823) en Alexander (geb 1821).

Alexander Eijgenraam (1821) Johannes Eijgenraam (1825)
Alexander en Johannes Eijgenraam

Terwijl Simon Eijgenraam (geb 1849) in 1916 vertrok naar Den Haag, had juist het jaar ervoor de zoon van zijn zijn neef Cornelis (geb 1850), nl Abraham Alexander Eijgenraam (geb 1887) zich met zijn bedrijf aan de Buitenwatersloot gevestigd ( ter plaatse toen nog Hoornse kade) in de omgeving van de Kogelgieterij. Bij het bombardement op de Kogelgieterij op 21 juli 1941 liep de kwekerij enorme schade op: meer dan 90% van de ruiten waren vernield, evenals uiteraard de teelt. Ook in de omgeving, bij ondermeer de bedrijven van de families Nowee en Struif aan de Delftse kant van de Kogelgieterij waren in totaal meer dan 30 000 ruiten gesneuveld. Abrahams zoon Cornelis ontloopt tewerkstelling in Nazi-Duitsland door van de rijdende trein te springen tussen Amersfoort en Apeldoorn. Na de 2e wereldoorlog hebben vanaf 1949 de zonen Cornelis en Hendrik het bedrijf voortgezet tot men in 1962 ivm verstedelijking het veld moest ruimen en het bedrijf elders werdt gevestigd.

Geneagram familie Eijgenraam aan de Buitenwatersloot

Kaart Hof van Delft

http://www.buitenwatersloot-delft.nl/Huisnummer-186.html#Bewoners


Terug naar startpagina / naar Eijgenramen uitgelicht