inhoud Geneagram Alexander EijgenraamLambertus Frederikus Joseph Maria Eijgenraam (geb. 29-12-1901)

Lambertus Frederikus Joseph Maria Eijgenraam 29-12-1901Foto:
Lambertus Eijgenraam.

Uit: Mill Hill, Annalen der st. Joseph's Congregatie, jaargang 47, no 7, nov. 1936. In Memoriam Father L. Eijgenraam. Ovl. 16 september 1936

"Father Lambert Eijgenraam wiens overlijden in Belgisch Congo (tegenwoordig: Zaire) we vorige maand vermeldden, werd op 29 december 1901 te Dordrecht geboren. Na volbrachte studiën ontving hij op 17 juli 1927 te Mill Hill de Heilige Priesterwijding, waarna de algemene Overste hem benoemde tot Leraar aan het St. Bonifacius Missiehuis te Hoorn. Gedurende een tweetal jaren wijdde hij daar zijn beste krachten aan de opvoeding van de aanstaande Priesters der St. Joseph's Congregatie. In maart 1930, eindelijk, werd zijn vurigste wens vervuld, en mocht hij naar de Missie vertrekken. En nu, slechts zes jaar later, heeft de dood plotseling 'n einde gemaakt aan dat veelbelovende leven. Father Eijgenraam stierf tengevolge van een blikseminslag tijdens een hevig onweer, dat boven zijn missiepost, Bokakata, was uitgebroken. De missie verliest in hem een volijverig priester, die bij iedereen, blanken en zwarten, bemind was om zijn aangenaam karakter, zijn edelmoedige toewijding aan de geestelijke en tijdelijke belangen van zijn zwarte christenen en vooral van zijn schooljongens, die verweesd en verloren rondliepen, toen de slag gevallen was, en zijn begonnen te beseffen wat zij in hem verloren hadden."

Mgr. G. WantenaarUit een brief van den Apostolischen Prefect, Mgr. G. Wantenaar, putten wij de volgende bijzonderheden:

"Toevallig was ik verleden Zondag in Bokakata geweest, per motorrijwiel met Father Swildens, en zoals gewoonlijk hadden wij er een gezellige avond. Father Eijgenraam was opgewekt en humoristisch als altijd, en amuseerde ons niet weinig met zijn dramatische verhalen van wederwaardigheden, die hij met "zijn jongens" beleefd had. Maandagmiddag namen wij afscheid, en keerden terug naar Basankusu (de hoofdstatie). Twee dagen later, woensdagnamiddag, kwam de ontstellende aankondiging: Father Eijgenraam door de bliksem getroffen en gedood, deze morgen om negen uur.
Die zelfde middag zijn wij er met ons zessen heen gegaan (er waren juist verschillende Fathers hier voor het op handen zijnde priesterfeest van Father Geurts); eveneens de Administrateur en de dokter. Toen we er tegen de avond aankwamen, vonden wij de missie zo goed als verlaten: men was bezig de Rozenkrans te bidden in de kerk, waar het stoffelijk overschot stond opgebaard, en waar reeds een groot aantal Katholieken uit de omliggende dorpen waren bijeengekomen. Naar men ons vertelde, had het ongeluk zich aldus toegedragen:

Congo missionarissen in de 20-er jarenFoto links: Congo missionarissen in de 20-er jaren.

"Die morgen omstreeks negen uur was er geen school geweest vanwege de storm die was losgebroken; en Father Eijgenraam was op z'n kamer bezig een van z'n jongens te verbinden, die een wond aan z'n voet had. Halfweg stond hij op om medicijn ui de kast te halen; en terwijl hij voor de kast stond, kwam de fatale slag: hij werd getroffen, viel, en ook zijn patient werd tegen de grond geslagen; doch even later slaagde deze er in zich overeind te werken, liep naar buiten en riep om hulp. Een zwarte onderwijzer, die zich in een van de klaslokalen bevond, kwam onmiddellijk toegelopen, en samen namen zij Father Eijgenraam van de grond op en zetten hem op een stoel, waarop hij diep zuchtte. Father J. van RoosmalenDit was het enige teken van leven dat hij nog gaf, of scheen te geven, want de dokter was van oordeel, dat hij terstond door de slag gedood was. "Het nieuws verspreidde zich snel: in het kamp van de jongens brak een algemene weeklacht los, die even later op de missie, ruim een kilometer afstand, werd overgenomen - de inlandse trommen brachten bericht aan de dorpen in de omgeving, en toen we die namiddag naar Bokakata gingen, was heel de streek al in opschudding. Father van Roosmalen en Broeder Wilfrid, die op de missie waren, fietsten natuurlijk onmiddellijk naar het schoolkwartier, maar kwamen te laat en konden alleen constateren, dat hij reeds gestorven was.

"De volgende morgen hebben wij hem begraven. Een 25-tal catechisten en christenen van de missie hadden 's avonds gevraagd of zij 's nachts in de kerk bij het lijk mochten waken, en hadden zo om het half uur gezamelijk 'n Rozenkrans gebeden; er waren die avond en 's morgens bij de 400 Biechten geweest en het aantal H.H. Communies was nog veel groter. Na de mis werd het stoffelijk overschot naar het kerkhof op de missie gedragen, in tegenwoordigheid van Fathers Geurts, van Roosmalen, Jacobse, Lamers en Cramer en van Broeders Tarcisius Tweehuizen en Wilfrid Verhoef, een vijftal blanken die daar bij Bokakata wonen, en een grote menigte zwarte Christenen, waaronder natuurlijk op de eerste plaats z'n schooljongens. Hij ligt begraven naast de drie missionarissen die vroeger in Bokakata gestorven zijn, Fathers O'Grady, MacMahon en van Tongeren, naast de grote laan, die van de missie naar het schoolkwartier loopt.

Father M. O'Grady Father B. Mcmahon Father C. van Tongeren

Father M. O'Grady

Father B. MacMahon

Father C. van Tongeren

"Moge hij rusten in de vrede Gods!".




De voorgeschiedenis van de missie in Bokakata:

De eerste vijf jaren van "Congo"

Op 9 februari 1905 zetten zeven Mill Hill Missionarissen voet aan wal in Boma, de hoofdstad van de toenmalige Congo Vrijstaat, eigendom van Koning Leopold II, een land 72 keer zo groot als Nederland. Drie weken daarvoor had de koning hen voor een privé onderhoud op zijn paleis in Brussel ontboden en waren zij onder begeleiding van de militaire kapel de haven van Antwerpen uit gevaren.

zeven Mill Hill Missionarissen zetten voet aan wal in BomaFoto rechts: genomen door een van de groep toen zij in 1905 in Congo voet aan wal zetten. Na 5 jaar zouden drie van hen al zijn omgekomen!

Verrast
In Boma gaan zij eerst kennis maken met de Gouverneur Generaal. Deze is verrast dat hij niet van hun komst op de hoogte is gesteld. Father O'Grady, de leider van de groep, moet hem uitleggen wie zij zijn: Engelse katholieke missionarissen van de St. Josephs Society for Foreign Missions, beter bekend als missionarissen van Mill Hill. In feite zijn de nieuwkomers geen Engelsen, maar twee leren: Martin O'Grady uit Manchester en Denis Lehane uit East Ham (Londen) en vijf Nederlanders: Michaël Donsen uit Vlissingen, Jan Oomen uit Uden, Jan Meijers uit Beek en Donk, Theo van der Linden uit Apeldoorn en Hendrik Verdegaal uit Vogelenzang. Zijne Majesteit heeft met Mill Hill en de H. Stoel onderhandeld om katholieke missionarissen uit Engeland naar Congo Vrijstaat te krijgen. Die moeten een tegenwicht vormen tegen de protestantse zendelingen uit Engeland en Amerika die herhaaldelijk felle kritiek op het beleid van de koning in de Engelse en Amerikaanse pers hebben laten verschijnen. De inheemse bevolking wordt door agenten van de rubberonderneming ABIR (Anglo Belgian Indian Rubber) gedwongen tot dwangarbeid, ja zelfs mishandeld door het afkappen van handen als zij niet voldoende rubber uit de bossen leveren. Het is de bedoeling van de koning dat katholieke Engelse missionarissen toezicht houden en hun stem in de Engelse pers laten horen tegen eventuele aantijgin gen. Toezicht en missiewerk is hun opdracht. De Gouverneur Generaal kan hun mededelen dat een Commissie van Onderzoek in deze kwestie onlangs in Boma is voorbij gekomen en spoedig de resultaten van het onderzoek bekend zal maken. Na twee dagen gaan zij weer aan boord en varen door naar Matadi waar hun bagage op de trein wordt gezet: naast hun persoonlijke bagage ook de uitrusting die zij van de Vrijstaat hebben meegekregen: tenten, slaapkoffers, dekens, emmers, zakken voor beddengoed, ligstoelen, stoelen en tafels, badkoffers, waskommen, waterkannen, keukenkoffers, lampen, van elk artikel 7 stuks; verder nog: 4 kisten geneesmiddelen met o.a. kinine, 1 tafel en keukengerei, 2 filters, 3 lantaarns, 2 kisten landbouwgerei, 1 kist timmergerei en 2 geweren met kogels.

Wezenlijk katholiek
Dezelfde dag reizen zij door naar Leopoldville. "Daar verbleven wij twee dagen", schrijft Fr. Donsen naar Roosendaal, "We waren te gast bij de Eerw. Paters van Scheut die ons als broeders verwelkomden. Het nieuws onzer aankomst had zich reeds van te voren verspreid, daar de inboorlingen maar niet konden geloven dat er katholieke missionarissen uit Engeland konden komen.
Zij kwamen allen naar de missiestatie, vleiden zich voor het huis en staarden ons met open mond aan. Allerlei vragen werden ons gesteld of wij de H. Mis lazen zoals de paters van Scheut, of wij de H. Maagd vereerden net zoals zij enz. enz. Tenslotte kwam Fr. J. Oomen op het lumineuze idee zijn rozenkrans uit den zak te halen om nu eens voorgoed te tonen dat hij toch wezenlijk katholiek was. Dat hielp, allen waren voldaan en overtuigd van de waarheid". Voor hen was immers het woord Engels (Ngelésa) synoniem aan Protestant, daar alle Engelse zendelingen protestant waren en bovendien beweerden dat er geen katholieken in Engeland waren.
De autoriteiten stellen hun een boot ter beschikking volgens de overeenkomst die deVrijstaat met Mill Hill heeft gesloten: vrij transport op de boten op de Congo stroom en alle zijrivieren. De staat zal, volgens dezelfde overeenkomst, voor huisvesting zorgen en een jaarlijkse toelage aan elke missionaris toekennen.

Kaart links: Het gebied van Basankusu in het noorden van Belgisch Congo (Zaïre), met Bokakata bij de pijl.

De Congostroom op
Met een pakapaka (een raderboot genoemd naar het geluid van de raderen die op het water slaan) varen zij met een vijftigtal soldaten en hun gezinnen de Congo stroom op. De volgende dag bereiken zij Yumbi, een doorgangspost. De Fathers Donsen, Lehane en Verdegaal blijven achter. Ze krijgen als huisvesting een paar leegstaande gebouwen van een militair kamp toegewezen. (Later blijkt dat de medewerking van de staat nihil is en de dialecten die de mensen daar spreken zo moeilijk te leren zijn dat de drie na twee jaar besluiten Yumbi te verlaten en zich bij de anderen te voegen). De andere vier stomen met de pakapaka verder de rivier op en arriveren na enkele dagen in Coquillatville, een havenstad waar in de omtrek verschillende zijrivieren van de Congo samenvloeien. Van daaruit ondernemen zij oriëntatietochten en besluiten tenslotte, met toestemming van Mgr. Van Ronslé, Apostolisch Vicaris van Congo, het Lulonga bekken te kiezen als toekomstig arbeidsveld. Dit gebied slingert zich om de evenaar als een gordel van oerwoud en moeras waar de bevolking in kleine nederzettingen woont en leeft van jacht en visserij. Van de paters Trappisten die daar werken krijgen zij een Lomongo-catechismus mee, een eerste kennismaking met de inheemse taal (het Lomongo) die hun voertaal zal worden.

Bokakata
De reis gaat verder en weldra varen zij de Lulonga rivier op. Op 8 april arriveren zij in Bokakata. Ook daar is niets door de staat voorzien. Zij krijgen voorlopig onderdak in een leegstaand gebouw van een handelsmaatschappij. Daar sterft 17 dagen later Father O'Grady, 29 jaar oud, aan galkoorts. Fr Donsen wordt overste. Op het feest van St. Jozef geven zij het eerste catechismus onderricht aan veertig oud-soldaten en werklui. Voorwaarde om grondconcessie te krijgen en dus te kunnen bouwen is dat zij met onderwijs moeten beginnen. Op 4 september beginnen zij met een school. "Father Jozef Meijers," schrijft Father Donsen vanuit Bokakata naar Mill Hill, "prikt aan de deur een groot vel papier waarop een letter staat geschreven en laat dan allen A of B of welke letter op het vel staat geschreven hardop opzeggen en herhalen totdat de leerlingen enkele woordjes kunnen vormen. U moet niet vergeten dat wij zelf de taal nog moeten leren en schoolboekjes zijn er niet." En hij voegt eraan toe: "Ook zijn we begonnen Franse les te geven." Een jaar later krijgt Mill Hill rechtspersoonlijkheid toegekend. Dat betekent dat Mill Hill bezittingen kan verwerven. In Bokakata wordt dan ook direct met de bouw van een missiepost begonnen.

Het noodlot
De missiestatie van Bokakata zoals die na de brand in 1907 herbouwd werd met rechts het woonhuis en links de kerkFoto rechts: De missiestatie van Bokakata zoals die na de brand in 1907 herbouwd werd met rechts het woonhuis en links de kerk.

In januari 1907 komt een tweede groep van vier Millhillers de gelederen versterken. De missiepost Yumbi wordt opgeheven. Men heeft nu voldoende personeel om twee missieposten langs de rivier te openen: Lolanga stroom afwaarts en Baringa stroom opwaarts, beide belangrijke handels- en administratieve centra. Het noodlot echter slaat toe: in februari 1907 verdrinken twee van hen (26 en 27 jaar oud) in het donker in een draaikolk vlak voor hun missiepost Lolanga en zeven maanden later sterft Fr. Donsen (41 jaar) aan koorts. Bokakata wordt het jaar daarop door de bliksem getroffen en brandt volledig af. Enkelen van hen worden zelfs aangeklaagd van ruil van kogels tegen levensmiddelen, ja van opsluiting van dorpelingen die de verplichte levensmiddelen niet leveren. Ondanks de tegenslagen en aantijgingen gaan zij door. In hetzelfde jaar weet Fr. Piet van de Besselaar een stuk grond in Basankusu, een belangrijke staatspost met veel soldaten en werklui, te krijgen. Het ligt weliswaar aan de rand van de stad, want de autoriteiten willen liever geen pottenkijkers. Hij moest daarvoor vechten, met zijn vuist op tafel slaan en zelfs dreigen dat Mill Hill zich terugtrekt als de staat niet bereid is te helpen. Na vier jaar missiewerk ziet de toestand er hachelijk uit: vijf van de 11 missionarissen omgekomen aan ziekten en verdrinking, slechts 290 doopsels en een twintigtal scholieren. Het werk gaat moeizaam. De dwangarbeid waarmee de mensen gedwongen worden rubber te leveren is weliswaar in 1905 afgeschaft, maar de rubbercampagnes van staat en maatschappijen gaan door. Is het dan te verwonderen dat de eerste missionarissen, die nota bene door de staat betaald en toegerust worden, als vertegenwoordigers gezien worden van dit verwenste blanke ras dat hen op onmenselijke wijze opjoeg om rubber te verzamelen, hun vrouwen verkrachtte en er niet voor terugschrok met geweer en ophanging hun de schrik op het lijf te jagen? Spoedig bemerken zij echter dat het toch een ander soort blanken zijn dan die ze tot nog toe hebben meegemaakt. Hun vriendelijkheid, hun hulp bij ziekten en onbaatzuchtigheid verdrijven alle achterdocht en afkeer.

Eerste succes
Basankusu echter blijkt een succes toen in 1909 drie nieuwe missionarissen daar aankomen: Kees van Tongeren uit Heemstede, Piet Theeuwis uit Rijen en Bertus van der Seyp uit Delft. In drie jaar tijd zijn er bijna 800 gedoopt, volwassenen en kinderen. Ook andere missies boeken vooruitgang. In 1910, vijf jaar dus na aankomst in Congo, heeft Bokakata 500. Lolanga 300 en Baringa 200 christenen en samen tellen ze ongeveer 2000 catechumenen. 1910 wordt ook weer een rampjaar. Op 2 februari sterft Henri Verdegaal ( 31 jaar) in Baringa. 3 februari verdrinkt Fr. McMahon bij het vissen in Bokakata, en op 30 augustus sterft Fr. Jan oevers (31 jaar) aan slaapziekte in Leopoldville. Is het dan te verwonderen dat er ouders zijn die naar Mill Hill schrijven en Mill Hill smeken hun zonen toch niet naar Congo te sturen, naar wat zij noemen "het graf van de blanken"?

Bron van de voorgeschiedenis van de missie in Bokakata: website van Mill Hill


Terug naar startpagina / naar Eijgenramen uitgelicht